Leerlijnen Doelgerichte Ontwikkeling
- Voelt zich op zijn/haar gemak in de groep bij de begeleiding (ontspannen lichaamshouding, observeert anderen en lacht regelmatig).
- Voelt zich op zijn/haar gemak in de groep bij de andere kinderen (speelt ernaast, is in interactie, komt op zijn gemak de groep binnen).
- Maakt oogcontact met een begeleider.
- Maakt oogcontact met een ander kind.
- Maakt adequaat oogcontact in de kring/groepssituatie.
- Neemt initiatief naar anderen om iets te vertellen (zowel begeleider als kind).
- Reageert op positieve feedback (zegt dankjewel, ontvangt compliment).
- Geeft zichzelf een compliment gericht op activiteit.
- Geeft een ander een compliment gericht op zijn gedrag.
- Geeft zichzelf een compliment, gericht op zijn gedrag.
- Reageert op negatieve feedback door te zeggen iets proberen te veranderen (omgaan met kritiek).
1. Persoonlijke Ontwikkeling
Zelfvertrouwen: geloof in eigen kunnen, lekker in je vel zitten | Zelfbeeld: jezelf presenteren, ideeën die iemand over zichzelf heeft | |
1.1 | Voelt zich op zijn/haar gemak in de groep bij de begeleiding (ontspannen lichaamshouding, observeert anderen en lacht regelmatig). | Leert dat hij een apart persoon is met een eigen wil. |
1.2 | Voelt zich op zijn/haar gemak in de groep bij de andere kinderen (speelt ernaast, is in interactie, komt op zijn gemak de groep binnen). | Vraagt bij Wauw op een adequate manier aandacht (vinger opsteken, naar leiding toe lopen). |
1.3 | Maakt oogcontact met een begeleider. | Gaat adequaat om met gevoelens van trots. |
1.4 | Maakt oogcontact met een ander kind. | Vertelt wat hij/zij leuk en niet leuk vindt (gericht op activiteit). |
1.5 | Maakt adequaat oogcontact in de kring/groepssituatie. | Vertelt wat hij/zij zelf goed kan (eigenschappen). |
1.6 | Neemt initiatief naar anderen om iets te vertellen (zowel begeleider als kind). | Vertelt wat hij zelf wil leren en/of welk doel hij heeft. |
1.7 | Reageert op positieve feedback (zegt dankjewel, ontvangt compliment). | Weet waarom het kind bij wauw zit en benoemt dit naar begeleiding. |
1.8 | Geeft zichzelf een compliment gericht op activiteit. | Weet wat zijn beperking inhoudt. |
1.9 | Geeft een ander een compliment gericht op zijn gedrag. | Weet wat hij/zij nodig heeft (begeleiding). |
1.10 | Geeft zichzelf een compliment, gericht op zijn gedrag. | Geeft aan dat en hoe hij graag geholpen wil worden. |
1.11 | Reageert op negatieve feedback door te zeggen iets proberen te veranderen (omgaan met kritiek). | Weet zijn eigen kwaliteiten en valkuilen en hoe hij deze in wil/gaat zetten in de maatschappij (denk aan werk/dagbesteding). |
Keuzes Maken | Opkomen voor jezelf | Hulp vragen | |
2.1 | Kiest tussen twee mogelijkheden (voorwerp; bal of pop, of voorkeur; binnen of buiten spelen). Kan keuze duidelijk maken middels geluid of gebaar. | Geeft (met eigen naam) bezit aan, laat niet zomaar iets afpakken. | Geeft bij navraag aan dat hij hulp nodig heeft. |
2.2 | Maakt een vrije keuze (zonder genoemde keuzemogelijkheden) die op dat moment mogelijk is (bijvoorbeeld niet zwemmen maar knutselen). | Gaat in tegen een verzoek van een ander (eigen wil) | Vraagt, met hint, hulp aan begeleiding. |
2.3 | Geeft een argument waarom hij een bepaalde keuze maakt. | Zoekt de begeleiding op als hij iets wel/niet wil. | Vraagt (non verbaal/met begeleiding) om hulp. |
2.4 | Maakt een keuze en blijft daarbij, ook als anderen iets anders willen. Kan dit (verbaal) duidelijk maken. | Zegt uit zichzelf op een adequate manier ‘nee’ als hij iets niet wil. | Vraagt zelfstandig om hulp van begeleiding als iets hem alleen niet lukt. |
2.5 | Vertelt dat hij een andere keuze wilt maken dan de ander, accepteert daarbij de keuze van de ander. | Geeft de ander aan te stoppen als die iets doet wat hij niet leuk vindt (‘stop houd op’ blijft rustig, legt evt. uit). | Vraagt zelfstandig, verbaal om hulp van een ander kind. |
2.6 | Benoemt de voordelen bij een keuze waar hij alleen zelf belang bij heeft. | Komt voor zijn mening uit bij de begeleiding (met een motivatie). | Vraagt hulp aan begeleiding of leeftijdsgenoot over hoe hij iets kan aanpakken (begeleiding bedenkt oplossing). |
2.7 | Benoemt de nadelen bij een keuze waar alleen hij zelf belang bij heeft (bijv. nu trakteren of na de pauze). | Komt voor zijn mening uit in een groepssituatie (met een motivatie). | Bedenkt samen met een begeleiding of kind een oplossing (begeleiding stimuleert kind om oplossing te bedenken). |
2.8 | Legt aan een ander uit dat hij op een keuze wilt terugkomen. Beseft dat er situaties zijn waarin je niet wil of kan kiezen. | Geeft aan als hij ergens niet over wil praten. | Probeert eerst zelf een oplossing, voordat hij hulp inroept. |
2.9 | Houdt rekening met de wensen van een ander bij het maken van een keuze. Durft bij leiding een afwijkende mening aan te geven. | Herkent of een ander iets expres of per ongeluk heeft gedaan. | Weet aan welke personen hij het beste hulp kan vragen (kiest vertrouwd, gepast persoon denk aan geslacht, leeftijd, ervaring etc.) |
2.10 | Bevraagt de ander naar motivatie van zijn keuze. | Komt voor zichzelf op bij ongewenste aanrakingen of uitingen door dit te zeggen tegen een ander. | Maakt met de begeleiding afspraken over welke hulp hij nodig heeft. |
2.11 | Maakt een afweging bij een keuze: vraagt de mening van een ander, vraagt om extra bedenktijd of zoekt extra informatie als hij zelf moeilijk een keuze kan maken. | Komt voor zichzelf op als hij onterecht wordt beschuldigd en vertelt wat hij voelt als een ander onaardig doet. | Maakt met leeftijdsgenoten afspraken over welke hulp hij nodig heeft. |
2.12 | Voorspelt wat een ander zal kiezen en waarom (argumenten). | Komt voor zichzelf op bij ongewenste aanrakingen of uitingen door dit te zeggen tegen de ander. Geeft zijn mening over een onderwerp wanneer een meerderheid een andere mening heeft | Geeft aan op welke manier hij graag geholpen wilt worden, geeft aan als mensen teveel hulp bieden. |
Samenspelen en Samenwerken | Sociaal Gedrag en Interactie | |
3.1 | Is (graag) in gezelschap van andere kinderen maar nog geheel gefocust op zichzelf. | Imiteert gedrag volwassenen (nadoen van gedrag van anderen, bijvoorbeeld helpen, opruimen, etc.) Trekt met geluid, gebaar of mimiek actief aandacht als hij iets wil zeggen. |
3.2 | Speelt naast een ander kind in dezelfde ruimte zonder interactie met de ander. → constructief spel: manipuleert objecten om iets te produceren/bouwen. |
Groet anderen kinderen en begeleiders (non verbaal, bijvoorbeeld zwaaien of verbaal bijvoorbeeld hoi/doei zeggen). |
3.3 | Kijkt met interesse naar het spel van een ander kind, vindt het gezelschap van anderen leuk (trekt niet terug). → toekijkend spel: kijkt naar het spel van andere kinderen, zonder zelf mee te spelen. |
Luistert adequaat als de begeleiding iets vertelt (aankijken, knikken, stil zijn. |
3.4 | Samen spelen met elkaar, door hetzelfde materiaal te gebruiken, maar eigen wensen blijven het belangrijkste. → parallel spel: speelt naast elkaar met hetzelfde materiaal zonder dat er sprake is van wezenlijke interactie. |
Luistert adequaat als een ander kind iets vertelt (aankijken, knikken, stil zijn). |
3.5 | Speelt, onder begeleiding, met één of twee andere kinderen een spel of voert een gezamenlijke opdracht uit (bijv. tafel dekken). | Vertelt, bij navraag, kort over iets dat hij zojuist (dezelfde dag) heeft meegemaakt. |
3.6 | Deelt, onder begeleiding, speelmateriaal met een ander. | Deelt een soortgelijke ervaring met anderen (ik ben daar ook wel eens geweest). |
3.7 | Vraagt of hij iets mag gebruiken van een ander. | Reageert adequaat op het verhaal van een ander. |
3.8 | Deelt, zelfstandig, speelmateriaal met een ander. → associatief spel: gaat zelf interactie aan met ander kind door uitwisselen of lenen van materiaal. |
Helpt een ander wanneer deze hem om hulp vraagt. |
3.9 | Nodigt, onder begeleiding, andere kinderen uit om samen te spelen. | Blijft vriendelijk wanneer een ander een aanbod afslaat (niet mee wilt spelen). |
3.10 | Nodigt, op eigen initiatief, andere kinderen uit om samen te spelen. | Heeft besef van normen en waarden in eenvoudige situaties (stelen en klikken mag niet, je hoort fatsoenlijk en beleefd te zijn). |
3.11 | Vraagt op een adequate manier of hij mee mag spelen. | Reageert op een voorstel van een ander door samen een plan te maken. |
3.12 | Speelt samen met anderen, waarbij ieder een eigen rol vervult. → coöperatief spel: speelt echt met een ander, wisselen elkaar af, doen spelletjes, bedenken wedstrijdjes. |
Benoemt, onder begeleiding, de oorzaak en gevolg van eigen gedrag en ziet het eigen aandeel in een conflict. |
3.13 | Houdt bij het samenspelen rekening met de wensen van de ander (soms doen waar de ander zin in heeft). | Biedt zijn excuses aan als hij een ander gekwetst heeft (onder begeleiding). |
3.14 | Houdt rekening met de mogelijkheden van de ander bij het samenspelen (accepteert beperkingen van de ander). | Gaat aardig om met anderen (niet pesten, betrekken bij activiteiten, complimenten geven). |
3.15 | Neemt een leidende rol aan in het spel; sluit compromis, legt regels uit, verheldert deze wanneer nodig. | Verzint een oplossing bij conflicten. |
Zelfvertrouwen: geloof in eigen kunnen, lekker in je vel zitten | |
1.1 | Voelt zich op zijn/haar gemak in de groep bij de begeleiding (ontspannen lichaamshouding, observeert anderen en lacht regelmatig). |
1.2 | Voelt zich op zijn/haar gemak in de groep bij de andere kinderen (speelt ernaast, is in interactie, komt op zijn gemak de groep binnen). |
1.3 | Maakt oogcontact met een begeleider. |
1.4 | Maakt oogcontact met een ander kind. |
1.5 | Maakt adequaat oogcontact in de kring/groepssituatie. |
1.6 | Neemt initiatief naar anderen om iets te vertellen (zowel begeleider als kind). |
1.7 | Reageert op positieve feedback (zegt dankjewel, ontvangt compliment). |
1.8 | Geeft zichzelf een compliment gericht op activiteit. |
1.9 | Geeft een ander een compliment gericht op zijn gedrag. |
1.10 | Geeft zichzelf een compliment, gericht op zijn gedrag. |
1.11 | Reageert op negatieve feedback door te zeggen iets proberen te veranderen (omgaan met kritiek). |
xxx: xxxxxxxxxxxx | xxx: xxxxxxxxxxxx | |
2.1 | ||
2.2 | ||
2.3 | ||
2.4 | ||
2.5 | ||
2.6 | ||
2.7 | ||
2.8 | ||
2.9 | ||
2.10 | ||
2.11 | ||
2.12 | ||
2.13 | ||
2.14 |
xxx: xxxxxxxxxxxx | xxx: xxxxxxxxxxxx | |
3.1 | ||
3.2 | ||
3.3 | ||
3.4 | ||
3.5 | ||
3.6 | ||
3.7 | ||
3.8 | ||
3.9 | ||
3.10 | ||
3.11 | ||
3.12 | ||
3.13 | ||
3.14 |
xxx: xxxxxxxxxxxx | xxx: xxxxxxxxxxxx | |
4.1 | ||
4.2 | ||
4.3 | ||
4.4 | ||
4.5 | ||
4.6 | ||
4.7 | ||
4.8 | ||
4.9 | ||
4.10 | ||
4.11 | ||
4.12 | ||
4.13 | ||
4.14 |
5 | xxx: xxxxxxxxxxxx | xxx: xxxxxxxxxxxx |
5.1 | ||
5.2 | ||
5.3 | ||
5.4 | ||
5.5 | ||
5.6 | ||
5.7 | ||
5.8 | ||
5.9 | ||
5.10 | ||
5.11 | ||
5.12 | ||
5.13 | ||
5.14 |